1. Wet toezicht gelijke kansen werving en selectie aangenomen
Op 14 maart 2023 heeft de Tweede Kamer de wet Toezicht gelijke kansen werving en selectie aangenomen. Hierin is onder meer opgenomen dat werkgevers verplicht zijn een werkwijze op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun werving- en selectieproces inrichten, zodanig dat arbeidsmarktdiscriminatie geen rol kan spelen.
Veel werkgevers selecteren kandidaten op basis van een eerste indruk. Dit betekent in veel gevallen dat de kandidaat gelijkenissen vertoont met degene die hem of haar aanneemt. Hierdoor neemt de kans op een organisatie met een divers personeelsbestand af. Daarom is het van belang stil te staan bij deze onbewust levende (voor)oordelen.
Om bedrijven actief na te laten denken over de vaak onbewuste discriminatie, is de wet Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in het leven geroepen. Werkgevers zijn op grond van deze wet verplicht een werkwijze op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun werving- en selectieproces inrichten en ervoor zorgen dat arbeidsmarktdiscriminatie geen rol kan spelen. Deze verplichting gaat gelden voor alle werkgevers.
Uit de ‘werkwijze’ moet blijken dat er uitsluitend geworven wordt op basis van relevante functie-eisen. De werkwijze moet controleerbaar en systematisch ingericht zijn. Organisaties met meer dan 25 werknemers moeten deze werkwijze op schrift uitwerken.
Werkgevers met ten hoogste 25 werknemers hoeven dit pas op schrift te stellen als de Arbeidsinspectie dit eist of als de werkgever gerechtelijk is veroordeeld voor een verboden onderscheid of als er een oordeel is van het College voor de Rechten van de Mens in verband met een verboden onderscheid.
De Nederlandse Arbeidsinspectie is de handhavende instantie. Signaleert deze tekortkomingen, dan krijgt de werkgever een mogelijkheid om deze te herstellen. Als deze niet hersteld worden kan de Arbeidsinspectie een bestuurlijke boete opleggen van maximaal € 4.500.
Er gaat een meldplicht gelden voor intermediairs. Deze meldplicht houdt in dat intermediairs moeten beschikken over een ‘procedure’ hoe met verzoeken die (vermoedelijk) tot arbeidsmarktdiscriminatie (kunnen) leiden wordt omgegaan. Zij moeten deze procedure ook toepassen. Er geldt weliswaar geen schriftelijkheidseis, maar het is aan te raden de procedure schriftelijk vast te leggen.
Het gaat er concreet om dat bij een (mogelijk) discriminerend verzoek door een opdrachtgever – denk bijvoorbeeld aan leeftijdsdiscriminatie – de intermediair eerst hierover het gesprek moet gaan voeren met de opdrachtgever om het verzoek aan te passen. Leidt dit niet tot een oplossing, dan moet de intermediair dit melden bij de Arbeidsinspectie. Op basis van deze melding kan de Arbeidsinspectie de werkwijze voor het wervings- en selectiebeleid van de opdrachtgever controleren.
Let op! De Eerste Kamer moet nog instemmen met deze wet. De eisen aan de werkwijze worden verder uitgewerkt en vastgelegd in nadere regels. Ook worden hulpmiddelen voor werkgevers ontwikkeld. De wet treedt naar verwachting vanaf medio 2024 in werking.
2. Nieuwe maatregelen voor de arbeidsmarkt
Minister van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een pakket aan maatregelen gepresenteerd om de arbeidsmarkt vlot te trekken. Het pakket is bedoeld om werkenden meer inkomenszekerheid te bieden en om ondernemers meer flexibiliteit te geven. Zelfstandigen moeten zich bij tegenslag beter beschermd weten.
Het vaste contract moet weer de norm worden. Dit betekent onder meer dat nulurencontracten worden verboden. Werknemers met een oproepcontract dienen een vast basiscontract te krijgen voor het aantal uren waarvoor ze ten minste standaard worden ingeroosterd. Dit moet hun een stuk zekerheid gaan bieden. Ook uitzendkrachten krijgen dan sneller een contract met meer zekerheid.
De onderbrekingstermijn na drie tijdelijke contracten wordt opgerekt van zes maanden naar vijf jaar. Pas na vijf jaar mag de werkgever een nieuw contract aanbieden. Draaideurconstructies worden hierdoor een halt toegeroepen.
Zelfstandigen krijgen te maken met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het kabinet verkent de mogelijkheid van een ‘opt-out’. Dat wil zeggen de optie om uit de publieke verzekering te stappen als de zelfstandige een private verzekering afsluit met ten minste dezelfde dekking en premie als de publieke variant. Het doel van de opt-out is dat zelfstandigen de keuze hebben om zelf te bepalen welke verzekering voor hen passend is, zodat deze tegemoetkomt aan de verzekeringsbehoefte die de zelfstandige heeft.
De Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) wordt nogmaals met een periode van vier jaar verlengd. Deze wet verstrekt aan werknemers die ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, aansluitend aan de verlengde WW- of de WGA-uitkering, een uitkering op bijstandsniveau zonder een partner- en vermogenstoets.
Ondernemerschap moet worden gestimuleerd, ook als het gaat om kleine organisaties. De re-integratie van zieke werknemers zal zich in het tweede ziektejaar primair richten op re-integratie in spoor 2, dus bij een andere werkgever. Hierdoor krijgen kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) al na één ziektejaar van een werknemer duidelijkheid over de mogelijkheid van duurzame vervanging van deze medewerker, zodat zij hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten.
Werkgevers die te maken krijgen met een crisis of calamiteit die buiten het reguliere ondernemersrisico valt (denk aan de coronacrisis), kunnen een beroep doen op de Crisisregeling Personeelsbehoud (voorheen Deeltijd WW). Die regeling maakt het mogelijk dat werknemers maximaal zes maanden op een andere plek in het bedrijf kunnen werken of tijdelijk minder gaan werken met behoud van hun WW-rechten. Verlenging van deze regeling is niet mogelijk.
De werkgever kan ervoor kiezen werknemers minimaal 20% minder te laten werken. Over het aantal niet-gewerkte uren wordt 80% loon betaald, waarbij het totale loon niet meer dan 10% mag dalen. Ook mag het inkomen van de werknemer niet lager zijn dan het wettelijk minimumloon. Als de werkgever hiervoor kiest, kan deze een tegemoetkoming van 60% voor de loonkosten van de niet-gewerkte uren aanvragen.
Ook ten aanzien van de WW-premie komen er wijzigingen. Zo worden bij grote vaste contracten van minimaal 30 uur (thans: 35 uur) de kosten in de WW-premie voor overwerk beperkt. Het vaste basiscontract gaat onder de lage WW-premie vallen.
Let op! Dit pakket aan maatregelen moet nog verder worden uitgewerkt en voorgelegd worden aan de Tweede en Eerste Kamer.
3. Box 3: wat gebeurde er afgelopen maand?
Box 3 houdt de gemoederen nog volop bezig. Ook afgelopen maand verscheen weer voldoende berichtgeving. In dit artikel vindt u een overzicht.
Forfaits 2022 bekend
Staatssecretaris Van Rij maakte de definitieve forfaits voor bank- en spaartegoeden en schulden voor het jaar 2022 bekend. Voor het jaar 2023 worden deze definitieve forfaits pas begin 2024 vastgesteld, behalve voor de overige bezittingen. Dat forfait is al vastgesteld.
2022 | 2023 | |
Bank- en spaartegoeden | 0,0 % | 0,36 %* |
Schulden | 2,28 % | 2,57 %* |
Overige bezittingen | 5,53 % | 6,17 % |
*Voorlopig percentage
Uw box 3-inkomen over de jaren 2017 tot en met 2022 wordt op twee manieren berekend: volgens de oude manier van box 3, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en een fictieve verdeling van uw vermogen, en volgens de nieuwe manier van het rechtsherstel box 3, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en de daadwerkelijke verdeling van uw vermogen. Bij de vaststelling van de box 3-heffing houdt de Belastingdienst in uw definitieve aanslag automatisch alleen rekening met de laagste uitkomst van deze twee berekeningen.
Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2021, overleg dan met onze adviseurs of bezwaar maken verstandig is. Zo kan uw werkelijk behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen. Inmiddels is ook al enige rechtspraak verschenen over de vraag of recht bestaat op verdere verlaging van de box 3-heffing als het werkelijke rendement lager is. Bezwaar maken kan daarom zinvol zijn. Vanaf de dagtekening van de aanslag heeft u zes weken om een bezwaar in te dienen.
Let op! De rechtspraak ligt momenteel niet allemaal op één lijn en de Hoge Raad heeft ook nog geen oordeel uitgesproken. Voorlopig is het daarom nog niet duidelijk of u ook recht heeft op verdere verlaging van uw box 3-heffing als uw werkelijke rendement lager is dan waarmee in uw definitieve aanslag is gerekend.
Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement pas vanaf 2027
Onlangs liet staatssecretaris Van Rij weten dat een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement op zijn vroegst vanaf 2027 kan worden ingevoerd. Vanaf 2023 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2023 berekend wordt. De bedoeling was dat deze Overbruggingswet zou gelden tot en met 2025. Vanaf 2026 zou dan een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement ingevoerd worden. Dat gaat dus niet lukken. Dit betekent dat de Overbruggingswet ook in 2026 waarschijnlijk nog van kracht is.
Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet hiertoe al meerdere malen opgeroepen, bijvoorbeeld om te onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).
4. Voorkom intrekken betalingsregeling coronabelastingschulden
Tijdens de coronacrisis konden bedrijven ervoor kiezen om de betaling van hun belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moeten ondernemers deze schulden aflossen. Als zij niet aan de voorwaarden van die betalingsregeling voldoen, heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om de betalingsregeling in te trekken. De Belastingdienst heeft daar nog even mee gewacht, maar zal binnenkort dit proces opstarten.
Ruim 266.000 ondernemers moesten vanaf 1 oktober 2022 met de aflossing van de coronabelastingschulden starten. Eind maart 2023 liepen ongeveer 95.000 ondernemers achter met die aflossingen. Ongeveer 39.000 van hen liepen op dat moment ook achter op de betaling van de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.
De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. Belastingplichtigen hebben hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat de belastingplichtige zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt.
Andere voorwaarden zijn dat de belastingplichtige tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022, en dat de belastingplichtige tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.
Als er sprake was van een betalingsachterstand had, dan ontving de belastingplichtige daarover eerder al een brief van de Belastingdienst. Heeft de belastingplichtige nu nog steeds een betalingsachterstand, dan volgt vanaf 11 april 2023 de brief ‘Achterstanden betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis’ (en aangifte- en betalingsverplichtingen) van de Belastingdienst. Deze brief ontvangt de belastingplichtige als:
– één of meer van de termijnen van de betalingsregeling niet of niet volledig zijn betaald,
en/of
– niet voldaan is aan alle aangifte- en betalingsverplichtingen voor lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.
De Belastingdienst maant belastingplichtigen in deze brief voor de laatste keer aan om de betalingsachterstanden in te lopen.
In de brief staat niet hoe hoog de betalingsachterstand precies is, maar wel hoe dat kan worden berekend. Lukt dat niet, dan kan hiervoor contact worden opgenomen met de Belastingtelefoon. Het is ook mogelijk het verzoek per post te doen. Als de Belastingdienst een dergelijk schriftelijk verzoek heeft ontvangen, worden er geen vervolgstappen ondernomen totdat het verzoek door de Belastingdienst is beantwoord.
Als u een belastingplichtige helemaal niets heeft afgelost, worden in de brief wel het aantal termijnen dat u achterloopt én het termijnbedrag genoemd. Daarmee kan worden berekend wat de betalingsachterstand is.
Schuldenoverzicht ieder kwartaal
Eind maart 2023 hebben alle ondernemers met een coronabetalingsregeling een schuldenoverzicht ontvangen met de openstaande belastingaanslagen die vallen onder de betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis en met de overige openstaande betalingsverplichtingen die hier niet onder vallen. Dit overzicht wordt vanaf nu elk kwartaal verstrekt.
U ontvangt dit overzicht ook als u geen betalingsachterstanden heeft. Het overzicht geeft dan ook geen inzicht in het bedrag van de betalingsachterstand, maar u heeft dit wel nodig om uw eventuele betalingsachterstand te berekenen. Hiertoe heeft u begin april 2023 ook een betalingsoverzicht ontvangen (met de titel ‘Invorderingsrente bij betalingsregeling bijzonder uitstel’), met daarin onder meer een overzicht van de betalingen die u vanaf 1 september 2022 heeft gedaan.
Intrekken betalingsregeling
In de brief ‘Achterstanden betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis (en aangifte- en betalingsverplichtingen)’ die u vanaf 11 april 2023 kunt ontvangen, wordt u gemaand om binnen 14 dagen na dagtekening van de brief uw betalingsachterstand in te lopen.
Tip! De brief heeft een dagtekening in de toekomst. U heeft dus meer dan 14 dagen de tijd om te reageren. De reactietermijn verloopt hierdoor waarschijnlijk rond 6 mei 2023.
Loopt u de betalingsachterstand niet in, dan ontvangt u vanaf eind mei 2023 een beschikking van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u daarna nog 14 dagen de tijd om in een keer het hele bedrag van uw coronabelastingschuld te betalen.
Let op! Vanaf half juni 2023 start de Belastingdienst de invordering dan op.
Mogelijkheden coronabelastingschulden
Lukt het niet om aan de voorwaarden van de betalingsregeling te voldoen, dan zijn er nog mogelijkheden. Hiermee kunt u misschien voorkomen dat de Belastingdienst de betalingsregeling intrekt. Zo kunt u onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.
Let op! Voor deze mogelijkheden gelden ook voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u hierover informeren.