1. Energielijst 2023 voor EIA uitgebreid
De Energielijst voor 2023 wordt uitgebreid met een drietal projecten in het kader van de energietransitie. Op de Energielijst staan investeringen waarvoor bedrijven, verenigingen of stichtingen de energie-investeringsaftrek (EIA) aan kunnen vragen.
De EIA is een fiscale regeling waarbij u een deel van de kosten van investeringen die u heeft gedaan en die op de Energielijst staan, extra kan aftrekken van de winst. Voor 2023 bedraagt dit aftrekpercentage 45,5% van die investeringskosten.
De drie extra projecten betreffen projecten inzake warmte-infrastructuur, opties voor energiebesparing voor de glastuinbouw en projecten inzake het afvangen en opslaan van CO2. Voor de projecten is geen extra budget beschikbaar. De dekking wordt binnen de EIA gezocht.
Dit plan komt naar voren in de kabinetsreactie op de evaluatie van de EIA. Uit de evaluatie blijkt dat de EIA een doelmatig instrument is, maar volgens het kabinet op punten dient te worden bijgestuurd.
Omdat het aantal aanvragen voor de EIA en de ermee gepaard gaande investeringsbedragen toenemen, zal volgend jaar het percentage van de EIA verlaagd worden. Dit bedraagt nu nog 45,5%. Wat het nieuwe percentage wordt, is nog niet bekend.
Ook zal het maximuminvesteringsbedrag verlaagd worden dat voor de EIA in aanmerking komt. Dit bedraagt nu € 136 miljoen. Verder wordt bekeken in hoeverre de EIA meer te richten is op middenbedrijven.
Het demissionaire kabinet wil de EIA tot in ieder geval 2029 handhaven. Er wordt onderzocht of de EIA als subsidie kan worden verstrekt in plaats van een fiscale aftrek.
2. Hogere lijfrenteaftrek vanaf 2023
Vanaf 2023 heeft u de mogelijkheid om een hoger bedrag aan lijfrentepremie in aftrek te brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.
In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is ook de mogelijkheid geïntroduceerd om een hoger bedrag aan lijfrentepremies in aftrek te brengen.
Mensen in loondienst, zelfstandigen en gepensioneerden kunnen door de WTP fiscaal voordelig extra pensioen opbouwen.
Als sprake is van een pensioentekort, kunt u betaalde lijfrentepremies in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Aftrek is mogelijk tot maximaal uw jaarruimte en reserveringsruimte.
De jaarruimte in een jaar berekende u in 2023 in eerste instantie door 13,3% van de zogenaamde premiegrondslag te nemen. Dit percentage van 13,3% is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 verhoogd naar 30%. De premiegrondslag 2023 is het bruto-inkomen in 2022 (met een maximum van € 128.810) verminderd met de zogenaamde AOW-franchise (€ 13.646). Op het bedrag van 30% van de premiegrondslag moet u nog uw pensioenaangroei uit 2022 in mindering brengen.
Let op! De pensioenaangroei wordt berekend volgens een wettelijk vastgestelde berekening. Als u volgens deze berekening in 2022 meer pensioenaangroei had dan 30% van de premiegrondslag, heeft u volgens de wettelijke bepalingen geen pensioentekort. U heeft dan geen jaarruimte en kunt ook geen lijfrentepremies in aftrek brengen.
Benut u (een deel van) uw jaarruimte niet, dan wordt dit opgeteld bij uw reserveringsruimte. De reserveringsruimte bedroeg in 2023 in eerste instantie de niet benutte jaarruimten in de zeven voorafgaande jaren. Dit is nu verruimd naar de niet benutte jaarruimten in de tien voorafgaande jaren. De maximaal in een jaar te gebruiken reserveringsruimte is vanaf 2023 ook verhoogd, en wel naar € 38.000.
Voorheen was aftrek van lijfrentepremie na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd niet meer mogelijk. U kunt nu echter wel tot vijf jaar ná het bereiken van de AOW-gerechtige leeftijd lijfrentepremies in aftrek brengen.
3. Wat is de bijtelling van een zakelijke auto ouder dan 15 jaar?
Voor een auto van de zaak die ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, geldt een bijtelling. De hoogte van die bijtelling is afhankelijk van het bijtellingspercentage en de waarde van de auto. Het bijtellingspercentage en de vaststelling van de waarde is voor auto’s ouder dan 15 jaar (youngtimers) anders dan voor jongere auto’s.
Voor auto’s van 15 jaar en jonger moet voor de waarde worden aangesloten bij de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s ouder dan 15 jaar geldt echter de waarde in het economische verkeer. De vraag is echter hoe die waarde wordt bepaald. De Belastingdienst geeft aan dat bijvoorbeeld veilingprijzen en de taxatiewaarde voor de verzekering een indicatie hiervoor kunnen geven. Een officieel taxatieverslag is hiervoor niet verplicht.
Let op! De waarde in het economische verkeer kan lager zijn dan de oorspronkelijke nieuwprijs van de auto, maar ook hoger.
Als de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, geldt in 2023 een standaardbijtellingspercentage van 35% van de waarde in het economische verkeer. Voor auto’s die jonger zijn bedraagt dit percentage 22% of 25% van de catalogusprijs. Auto’s die vanaf 2017 voor het eerst op naam zijn gezet, kennen een standaardbijtellingspercentage van 22%. Auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet in de jaren vóór 2017 en die nog geen 15 jaar oud zijn, kennen een standaardbijtellingspercentage van 25%.
Op het standaardbijtellingspercentage van 22%, 25% of 35% komt nog een korting in mindering als de auto geen CO2-uitstoot heeft. Deze korting bedraagt in 2023 6% over de eerste € 30.000 van de waarde van de auto. Voor de waarde boven € 30.000 geldt de korting niet en geldt gewoon het standaardbijtellingspercentage.
Voor auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet vanaf het jaar 2018, kunnen nog andere regels gelden. De toenmalige regels blijven namelijk gedurende 60 maanden van toepassing.
De uiteindelijke bijtelling van een auto ouder dan 15 jaar is dus afhankelijk van verschillende factoren.
Let op! Voornoemde bijtellingspercentages hebben enkel betrekking op de verschuldigde inkomstenbelasting en/of loonheffingen inzake privé gebruik. Voor de btw (omzetbelasting) geldt er geen uitzondering en is de catalogusprijs altijd bepalend voor de btw-correctie inzake privé gebruik auto.
4. Loonkostensubsidieregeling aangepast per 1 juli 2023
Per 1 juli 2023 is de loonkostensubsidieregeling op een aantal punten gewijzigd. De voorwaarden zijn versoepeld en de beslissingstermijn na aanvraag is verkort. De wijzigingen hebben als doel om het voor u als werkgever aantrekkelijker te maken om een werknemer met een beperking in dienst te nemen.
Voor werknemers die, als gevolg van een beperking, ten opzichte van een medewerker zonder beperking minder productief zijn, kunt u onder bepaalde voorwaarden een loonkostensubsidie krijgen. Deze subsidie compenseert het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het minimumloon, met als maximum 70% van het minimumloon.
Per 1 juli van dit jaar kunt u de loonkostensubsidie tot zes maanden na de start van het dienstverband aanvragen. Dit kon eerst alleen voor werknemers van wie het dienstverband nog niet gestart was. Voorwaarde hiervoor is dat de werknemer voorafgaand aan het dienstverband praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of een mbo-opleiding niveau 1 heeft gevolgd.
U dient de aanvraag voor loonkostensubsidie in bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. De gemeente moet binnen vijf weken na vaststelling van de loonwaarde (of een beslissing dat een loonwaardemeting achterwege kan blijven) een beschikking afgeven inzake de aanvraag.