1. Tegemoetkoming in energie (TEK) aanvragen vanaf 21 maart

Energie-intensieve mkb-ondernemers kunnen vanaf 21 maart 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen. De TEK kan worden verkregen voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

De TEK wordt berekend op basis van standaard verbruiks- en prijsgegevens en dus niet op basis van het werkelijke gebruik en de actuele prijs. De TEK vergoedt maximaal 50% van het verschil boven de minimumprijs en bedraagt maximaal € 160.000.

Ondernemers komen alleen in aanmerking voor de TEK als de energiekosten meer dan 7% van de omzet bedragen. De energiekosten worden berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh.

Naast de voorwaarde dat de energiekosten 7% van de omzet moeten bedragen, kent de TEK ook enkele andere voorwaarden. Zo moet men voldoen aan de mkb-toets; daarvoor geldt dat de ondernemer minder dan 250 werknemers in dienst heeft en een omzet van maximaal € 50 miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen heeft. Alle voorwaarden en enkele rekenvoorbeelden zijn te vinden op RVO.nl.

Op basis van de aanvraag ontvangt de ondernemer vooralsnog een voorschot van 50% van het te verwachten subsidiebedrag. Oorspronkelijk was dit 60%, maar vanwege de dalende energieprijzen probeert men zo te voorkomen dat ondernemers te veel voorschot ontvangen.

De tegemoetkoming kan vanaf 21 maart 2023 9.00 uur tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd bij de RVO. Hiervoor is eHerkenning op niveau eH3 nodig, maar zzp’ers en ondernemers met een eenmanszaak kunnen ook met DigiD terecht.

Om de definitieve TEK te kunnen berekenen dient een vaststellingsverzoek te worden ingediend. Ook dit moet bij de RVO gebeuren, uiterlijk op 31 mei 2024.


2. Minder administratie rond fiets van de zaak

De administratieve lasten rond de fiets van de zaak worden verminderd. Met name als een fiets van de zaak ter beschikking wordt gesteld én er een vergoeding wordt gegeven voor de ritten waarop de fiets niet gebruikt wordt, is de administratieve last momenteel namelijk omvangrijk.

Sinds 2020 geldt er een fiscale faciliteit wanneer aan werknemers een fiets van de zaak ter beschikking wordt gesteld. De faciliteit betekent dat er voor het privégebruik van de fiets slechts een bijtelling op het inkomen geldt van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets. Hierover moet de werknemer belasting betalen vanwege dat privégebruik.

Voor een vaste onbelaste kilometervergoeding moet een werkgever aannemelijk maken hoeveel dagen een werknemer in de regel naar zijn werk reist. In de praktijk betekent dit dat werkgevers nauwkeurig bij dienen te houden hoe iemand naar het werk is gekomen. Waar een werknemer gebruikmaakt van verschillende vervoersmiddelen, dus bijvoorbeeld deels met de fiets en deels met de auto, ontstaat de last om dit goed uit te werken. En helemaal als het ene vervoermiddel ter beschikking is gesteld en het andere vervoermiddel privé-eigendom is.

Om de bewijslast bij een vaste vergoeding voor een privévervoermiddel te vereenvoudigen, kunnen werkgever en werknemer individuele afspraken maken over bijvoorbeeld hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets van de zaak. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer.

Let op! De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

De staatssecretaris heeft geen ingangsdatum genoemd, zodat aannemelijk is dat deze per direct ingaat.


3. Kabinet wil UBO-register niet publiektoegankelijk maken

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof voor wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiektoegankelijk te maken.

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde is volgens het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Het kabinet zal de openbaarheid van het UBO-register aanpassen. Dit vereist een wijziging van de Handelsregisterwet. Informatieverstrekking uit het UBO-register aan bevoegde autoriteiten, zoals de Belastingdienst en het FIU, zal zo spoedig mogelijk worden hersteld. Dit geldt ook voor wat betreft de toegang voor instellingen als bedoeld in de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme), zoals banken.

Voor wat betreft personen en organisaties met een legitiem belang, zoals de pers, wordt nog bekeken hoe de openbaarheid van het UBO-register deels kan worden hersteld. Op dit moment wordt gedacht aan een lijst met objectieve indicatoren, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of sprake is van legitiem belang. Niet uitgesloten wordt dat in sommige gevallen ook een individuele beoordeling gemaakt zal moeten worden.


4. 10,5% belastingrente Vpb voorlopig toch van de baan

De voorgenomen verhoging van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) per 1 maart 2023 van 8 naar 10,5% is voorlopig van de baan. Pas later dit voorjaar beslist het kabinet wat het met het rentepercentage uiteindelijk gaat doen.

Om het percentage op 8% te kunnen houden, wordt het Besluit Belasting- en invorderingsrente zo spoedig mogelijk gewijzigd. Totdat deze wijziging is doorgevoerd, hebben belastingplichtigen die belastingrente voor de Vpb ontvangen, wél recht op het hogere percentage. Zij ontvangen dit via een nabetaling, nadat genoemd Besluit in werking is getreden.

Belastingplichtigen betalen belastingrente als de Belastingdienst een aanslag oplegt op of na 1 juli volgend op het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Voor het jaar 2022 is dit dus 1 juli 2023.

Belastingplichtigen ontvangen belastingrente voor de Vpb in geval van een belastingteruggave en wanneer de Belastingdienst er na ontvangst van de aangifte langer dan drie maanden over doet om een aanslag op te leggen én de aanslag op of na 1 juli volgend op het belastingjaar wordt opgelegd. Belastingplichtigen hebben alleen recht op belastingrente als de gegevens uit de aangifte zonder wijziging zijn overgenomen.