1. Bestelauto voor ondernemer vanaf 2025 fors duurder
Bestelauto’s worden voor ondernemers vanaf 2025 fors duurder bij aankoop. Dit wordt veroorzaakt door een hogere bpm bij aanschaf.
De bpm is een belasting op nieuwe personen- en bestelauto’s en op motoren. Voor ondernemers geldt echter een vrijstelling van bpm op bestelauto’s, voor zover een bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. In het Belastingplan wordt voorgesteld deze vrijstelling per 2025 af te schaffen.
Voor elektrische bestelauto’s verandert er per 2025 niets. Voor de aanschaf van een elektrische bestelauto hoeft ook vanaf 2025 geen bpm te worden betaald. Vanaf 2025 wordt de bpm namelijk ook voor bestelauto’s berekend op basis van de uitstoot van CO2.
De berekening van het tarief van de bpm voor bestelauto’s gaat vanaf 2025 ook veranderen. De bpm wordt vastgesteld op € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot. Vervuilende bestelwagens betalen daardoor straks meer bpm. Nu is deze bpm nog afhankelijk van de cataloguswaarde en van de gebruikte brandstof.
Let op! Deze plannen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.
2. Aanzeggen tijdelijk arbeidscontract moet verplicht schriftelijk
Er geldt een aanzegplicht voor contracten voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer. Het doel hiervan is de werknemer tijdig duidelijkheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
Gaat u met een werknemer een contract aan voor een bepaalde tijd met een looptijd van een half jaar of langer? Dan moet u als werkgever uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, de werknemer schriftelijk informeren over:
- het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst;
- bij een voortzetting, de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet.
Het doel hiervan is de werknemer tijdig duidelijkheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, zodat de werknemer eventueel tijdig ander werk kan zoeken waardoor een beroep op de WW mogelijk wordt voorkomen.
De aanzegplicht geldt niet bij een contract voor bepaalde tijd waarbij het einde niet op een kalenderdatum is bepaald. Denk aan een arbeidsovereenkomst voor de duur van een project. Dit is ook logisch, omdat niet van tevoren bekend is wanneer het project eindigt en er dus aangezegd moet worden.
De aanzegplicht geldt ook niet voor een tweede of derde arbeidscontract dat telkens korter dan zes maanden duurt. Ook bij arbeidsovereenkomsten met daarin opgenomen een uitzendbeding geldt de aanzegtermijn niet.
Vindt er geen (schriftelijke) aanzegging plaats wanneer dit wel had gemoeten, dan moet u als werkgever de werknemer een aanzegvergoeding betalen ter grootte van een bruto maandsalaris. Dit kan ook een pro rato deel zijn als de aanzegging te laat plaatsvindt.
Stel nu dat u als werkgever tijdig mondeling aan de werknemer laat weten dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet verlengd zal worden, maar u verzuimt dit schriftelijk aan de werknemer te bevestigen. Is er dan toch een aanzegvergoeding verschuldigd, ook al weet de werknemer waar hij aan toe is? De Hoge Raad heeft deze vraag recentelijk bevestigend beantwoord door te overwegen dat de regeling van de aanzegplicht van dwingend recht is en opgesteld is ter bescherming van de werknemer. U moet dan dus toch de aanzegvergoeding betalen.
Tip! Leg contracten voor een bepaalde tijd altijd schriftelijk vast en zorg voor een deugdelijke administratie zodat u de werknemer tijdig én schriftelijk kunt informeren dat het contract eindigt dan wel wordt verlengd.
3. Update fiscale handleiding fiets van de zaak
De Belastingdienst heeft de handleiding betreffende de fiets van de zaak geüpdatet. Voor deze fiets geldt een speciale fiscale regeling. De update bevat ook een aantal nieuwe punten.
Volgens de fietsregeling moet voor een ter beschikking gestelde fiets die ook privé kan worden gebruikt, jaarlijks 7% van de consumentenadviesprijs als loon worden aangemerkt en belast. Volgens de update geldt dit ook als de werkgever de fiets leaset en ter beschikking stelt of als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten vergoed krijgt.
De fietsregeling geldt alleen bij het ter beschikking stellen van een fiets. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever en de werknemer de fiets alleen mag gebruiken. Bij het einde van het dienstverband moet de fiets dan ook worden ingeleverd of door de werknemer worden overgenomen.
Als de werknemer de fiets na verloop van tijd overneemt, mag de werkgever voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen, waardoor ook de bijtelling niet meer van toepassing is.
Accessoires die deel uitmaken van de consumentenadviesprijs, hebben geen invloed op de te betalen belasting. Dit is anders als ze er geen deel van uitmaken, want dan moet de werknemer over de waarde van de accessoires belasting betalen.
U kunt de fiets ook onderdeel uit laten maken van een cafetariaregeling en deze uitruilen tegen bruto loon. Desgewenst kunt u de bijtelling dan ook onderbrengen in de werkkostenregeling. Hiermee behaalt u als werkgever een extra voordeel, omdat u hierover dan geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd bent.
Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt.
4. Extra lastenverlichting voor mkb
Het kabinet trekt voor de jaren 2023 tot en met 2027 per jaar € 500 miljoen extra uit voor lastenverlichting voor het mkb. Denk aan verhoging van het budget voor de MIA en EIA, een indexering van de WBSO en een verruiming van het LIV. Hiernaast gaat de voorgenomen verhoging per 2025 van de wegenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers niet door.
Het pakket aan maatregelen is er vooral op gericht investeringen in het mkb aan te jagen. Zoals al aangegeven in de Miljoenennota wordt onder meer het budget voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA) verhoogd, in totaal met € 150 miljoen.
Daarnaast mogen investeringen in nieuw aangewezen bedrijfsmiddelen in 2023 willekeurig worden afgeschreven. Welke investeringen dit betreffen, is nog niet bekendgemaakt.
Onderdeel van het pakket is ook een indexering van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). De WBSO is een fiscale korting op de loonkosten voor onderzoek en ontwikkeling om innovatie te stimuleren. Bedrijven met personeel kunnen tevens een extra aftrek ontvangen over andere kosten en uitgaven van het S&O-project. Denk aan de inkoop van materialen. De korting bedraagt in 2022 32% op innovatiekosten tot € 350.000, daarboven bedraagt de korting 16%. De indexering zal mogelijk betrekking hebben op de grens van € 350.000, zodat langer van het hogere percentage geprofiteerd kan worden.
Ook het lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt tijdelijk verruimd. Via het LIV krijgt een werkgever een tegemoetkoming in de loonkosten voor werknemers die niet meer dan 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Hoe de verruiming eruit komt te zien, is nog niet bekend.
Ook de voorgenomen verhoging van de wegenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers per 2025 wordt geschrapt. Het verlaagde tarief zou in 2025 verhoogd worden met 15% en in 2026 met nogmaals 6,96%. Dekking wordt gevonden door de bpm bij import van gebruikte auto’s te verhogen, de kansspelbelasting te verhogen, evenals de accijns op rooktabak.